Altaar | Plek voor offers

Een altaar is een plek waar offers worden gebracht. Wat zegt de Bijbel over altaren?

Een altaar werd meestal vierhoekig gebouwd van steen, koper of klei. De profeet Elia bijvoorbeeld bouwde op de berg de Karmel een altaar van twaalf stenen (1 Koningen 18:31). Soms was het altaar zelfs helemaal van goud, zoals het reukofferaltaar in de tempel.

Drie altaren

Het altaar is de plek waar God zich laat zien en waar zijn naam wordt aangeroepen. Bijvoorbeeld voor hulp, om vergeving te krijgen of om Hem te bedanken en te prijzen. 

In de tempel in Jeruzalem stonden deze altaren:

  • Het brandofferaltaar. Dit stond op het plein buiten de tempel (zie bijvoorbeeld 1 Koningen 8:22 en Matteüs 5:23). Op dit altaar werden dier- en graanoffers verbrand.

Dit altaar voor offers wordt sinds de verwoesting van de tempel 70 na Christus niet meer gebruikt. Volgens christenen zijn de offers ook niet meer nodig, omdat Jezus het ultieme offer heeft gebracht.

  • Een gouden reukofferaltaar, waarop wierook werd verbrand. Dit altaar stond in het heiligdom zelf (1 Koningen 7:48).

In het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, staat dat er in de hemel een reukofferaltaar is, waar de gebeden van de gelovigen als een lekker ruikend offer naar God opstijgen. Zie Openbaring 8:3, 9:13, 14:18, 16:7.

  • De tafel in de tempel waarop twaalf broden lagen, was ook een altaar. Op dit altaar werd niets verbrand. Deze tafel met de broden is vergelijkbaar met de tafel in de kerk waar het brood en de wijn van het avondmaal. In de kerk is deze tafel dus eigenlijk ook een soort altaar. Het brood van het avondmaal staat symbool voor het Lichaam van Jezus en de wijn voor zijn bloed: het is dus het altaar voor Christus, het ultieme offer. 

Offers

Op het altaar werden offers verbrand. Je kunt dan denken aan een graanoffer of een dierenoffer. Een offer werd gebracht om God te eren, hem te bedanken, te boeten voor een schuld of om hem een belofte te doen. Al vroeg in de Bijbel brengen Abel en Kaïn, de zonen van de eerste mensen (Adam en Eva) God offers, zie Genesis 4. Ook Abraham weet wat het is om te offeren, hij laat zelfs aan God zien dat hij bereid is om zijn zoon te offeren (Genesis 22). Hij bouwt ter plekke een altaar en legt daar zijn zoon op. Het is God zelf die Abraham tegenhoudt en vertelt hem dat hij een dier mag offeren in plaats van zijn eigen oudste zoon. Het Joodse volk krijgt in de wetten van Mozes instructies over wat, hoe, op welk altaar en waar zij moeten offeren. Lees hier meer over de verschillende offers.