81Toen het lam het zevende zegel verbrak, viel er een stilte in de hemel, gedurende ongeveer een half uur.2Ik zag de zeven engelen die voor Gods troon staan. Ze kregen alle zeven een bazuin.38:3 Ex. 30:1-10Ps. 141:2Op. 5:89:13Toen kwam er een andere engel, die met een gouden wierookschaal bij het altaar ging staan. Hij kreeg een grote hoeveelheid wierook om die op het gouden altaar voor de troon te offeren, samen met de gebeden van alle heiligen.4De rook van de wierook steeg met de gebeden van de heiligen uit de hand van de engel op naar God.58:5 Ex. 19:16Lev. 16:12Ezech. 10:2Op. 4:511:1916:18Toen nam de engel de wierookschaal, vulde hem met vuur van het altaar en wierp dat op de aarde. Er volgden donderslagen, groot geraas, bliksemschichten en een aardbeving.
68:6-12 Op. 16:1-9De zeven engelen, ieder met een bazuin, maakten aanstalten om erop te blazen.78:7 Ex. 9:23-25Ezech. 38:22Joël 3:3Toen blies de eerste engel op zijn bazuin. Er kwam hagel en vuur, gemengd met bloed, en dat werd op de aarde geworpen. Een derde deel van de aarde brandde af, evenals een derde deel van de bomen en al het groen.88:8 Ex. 7:20Jer. 51:25De tweede engel blies op zijn bazuin. Iets dat eruitzag als een grote berg, waar de vlammen uitsloegen, werd in zee gegooid. Een derde deel van het water werd bloed,9een derde deel van alle in zee levende wezens ging dood en een derde deel van de schepen verging.108:10 Dan. 8:10De derde engel blies op zijn bazuin. Uit de hemel viel een grote ster, die zo fel brandde als een fakkel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen.118:11 Jer. 9:14De naam van de ster is Alsem. Dat derde deel van het water werd alsem. Veel mensen stierven door het water, dat bitter geworden was.128:12 Ex. 10:21-23Jes. 13:10Ezech. 32:7Joël 2:10Op. 6:12-13De vierde engel blies op zijn bazuin. Een derde deel van de zon, van de maan en van de sterren werd getroffen, waardoor dat deel verduisterd werd. Een derde deel van de dag en ook van de nacht was er dus geen licht.138:13 Op. 9:1311:1514:6In mijn visioen hoorde ik de luide roep van een adelaar die hoog in de lucht vloog: ‘Wee! Wee! Wee de mensen die op aarde leven! Want dadelijk klinken de bazuinen van de drie engelen die nog niet geblazen hebben.’