Hel en dodenrijk | Wat de Bijbel erover zegt

De meningen over het bestaan van een eeuwigdurende hel en wie daar in terecht komt zijn verdeeld. Wat zegt de Bijbel over de hel?

Verschil dodenrijk en eeuwige plek

In de Bijbel wordt onderscheid gemaakt tussen de hel en het dodenrijk. Het dodenrijk is de plek waar de geesten van mensen (tijdelijk) wonen na hun dood. In het Oude Testament wordt het dodenrijk ‘sheol’ genoemd, in het Nieuwe Testament ‘hades’. Volgens het boek Openbaring zal de ‘hades’ uiteindelijk in de hel worden geworpen. Hades is dus een tijdelijke plaats. De doden die hier verblijven, zullen worden geoordeeld op grond van hun daden.  

De Bijbel beschrijft de hel (‘gehenna’) als een onuitblusbaar vuur. Zo staat in het laatste bijbelboek Openbaring: ‘Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden.  Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel.' (Openbaring 20:12b, 14).

Fysieke plek buiten Jeruzalem

Het Griekse woord voor hel is ‘geenna’ (of ‘gehenna’), dat komt van het Hebreeuwse woord 'gee hinnoom', dal van Hinnom. Dit dal lag ten zuidwesten van Jeruzalem. Op deze plek werden in het Oude Testament mensen- en kinderoffers gebracht voor de god Moloch (2 Koningen 23:10Jeremia 7:31 ). Het werd daarom een stinkende vloekplaats, waar vuil en kadavers werden verbrand. Als Jezus spreekt over ‘geenna’, de hel, verwijst hij dus naar deze fysieke plek hier op aarde, waar altijd een vuur smeulde (Matteüs 5:22Matteüs 18:9 ). Jezus gebruikt dit beeld om aan te geven dat er bij het eindoordeel over de wereld een plaats van ellende is voor wie ‘buiten’ de stad van God zijn. Zoals het 'geenna' buiten de stad Jeruzalem lag.   

Hel of hemel

De hel wordt in ons taalgebruik vaak tegenover de hemel gezet. Het gaat er dan vaak over of iemand ‘naar de hemel’ of ‘naar de hel’ gaat. Toch is het begrippenpaar hel en hemel niet bijbels. In de Bijbel wordt gesproken over hemel en aarde. De vraag in de Bijbel is vaak niet wie er naar de hemel gaan, maar hoe het koninkrijk van de hemel zichtbaar is op aarde. Het gaat om redding en een nieuw leven dat hier op aarde al begint. Zo gaat het bijvoorbeeld over ‘Onze Vader in de hemel’, over 'God die over de hemel en de aarde heerst' (Handelingen 17:24), over de komst van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ (Openbaring 21).  

Wie gaat er naar de hel?

Oorspronkelijk is de hel bedoeld voor de duivel en zijn engelen (demonen): ‘…naar het eeuwige vuur, dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen.’ (Matteüs 25:41b) en: ‘En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dan en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid’ (Openbaring 20:10). 

Of mensen ook eeuwig in de hel zullen verblijven en wie dan wel of niet gered is, daar zijn de meningen over verdeeld. Jezus spreekt er onder meer over in Matteüs 25. In het boek Judas (1:22) worden gelovigen opgeroepen om zich te ontfermen over de mensen die twijfelen en ‘red anderen door hen aan het vuur te ontrukken.’ Ook staat er in Handelingen dat als mensen hun vertrouwen op Jezus stellen, zij gered zullen worden (Handelingen 16:31a). Het gaat dan vaak over redding, maar of dit de redding van de eeuwige dood of de redding van de hel, dat is niet helemaal duidelijk. Wat vast staat, is dat God zal oordelen. Maar de fouten zijn vergeven van wie in Jezus gelooft (zie bijvoorbeeld Handelingen 10:42-43).

Meer weten?