De twaalf stammen van Israël
Het volk Israël bestaat vanuit de oudheid uit 12 stammen, afgeleid uit de namen van de 12 zonen van Jakob. Over Jakob wordt in Genesis 32 vertelt dat God hem de naam 'Israël' geeft.
De 12 stammen zijn:
- Ruben
- Simeon
- Levi
- Juda
- Issaschar
- Zebulon
- Jozef
- Benjamin
- Dan
- Naftali
- Gad
- Aser
6 stammen komen voort uit Jakob's vrouw Lea, 2 van zijn tweede vrouw Rachel. 4 zijn ontstaan vanuit 2 bijvrouwen, slavinnen van Rachel en Lea. Wat is het verhaal achter Jakob en deze vrouwen? Lees het in Genesis 29-30.
De God van Israël
In het bijbelboek Genesis kun je lezen dat God een verbond(een bindende afspraak tussen twee partijen) sluit met Abraham, de grootvader van Jakob(Gen. 12, 17). Dit is het begin van de 'relatie' tussen God en Israël. God koos Israël niet uit omdat het een groot en machtig volk was of veel aanzien had(Deut. 7:6-8). God koos dit volk omdat Hij aan Abraham een belofte had gedaan toen hij het verbond met hem sloot: ik zal jouw God zijn. Voor altijd en voor al jouw nakomelingen. Zo is God de God van alle 12 stammen van Israël.
Het volk scheurt in tweeën
De 12 stammen hebben een meeslepende geschiedenis. Zo emigreren ze op Jakob's voorstel met zijn allen van Kanaän naar Egypte, om vele jaren later weer onder Mozes' leiding uit Egypte weg te gaan, naar het beloofde land Kanaän. Daar vestigt het volk zich opnieuw.
Steeds zegt God: het zal goed met jullie gaan, zo lang je Mij trouw bent en dient als enige God. Een paar koningen lang gaat het redelijk goed. Toch zijn er veel mensen die ook andere goden gaan dienen, en koningen die daar aan mee doen. Nadat koning Salomo sterft, scheurt het volk in tweeën. 2 stammen blijven trouw aan koning David en krijgen de naam 'Juda'. De andere 10 krijgen de naam 'Israël' of 'Efraïm'.
Zijn de stammen uiteindelijk weer bij elkaar gekomen? Lees hier verder.