Inleiding op Amos

Inhoud van het bijbelboek Amos 

De profeet Amos wordt in hoofdstuk 1:1 al meteen vermeld. Naar hem is dit boek genoemd. Bij het lezen ervan kom je verschillende tekstsoorten tegen. Het grootste deel bestaat uit profetische voorspellingen en visioenen(toekomstbeelden). In hoofdstuk 7:10-17 staat een kort verhaal over Amos en Amasja (een priester uit Betel). Het boek bevat ook een paar korte gedichten, bijvoorbeeld in hoofdstuk 4:13 en hoofdstuk 5:8-9.

Thema: veroordeling voor het verwaarlozen van recht en rechtvaardigheid 

In de tekst komt vaak de formule 'spreekt/zegt de Heer' voor. Daarmee wordt benadrukt dat de profeet op gezag van God spreekt. Het belangrijkste thema van het boek is Gods veroordeling van Israël. De moeilijkheden zijn dichtbij . De reden daarvoor is dat recht en gerechtigheid in de samenleving verwaarloosd worden. De functie van het boek is de hoorders in ferme taal te confronteren met hun slechte manier van leven en ze op te roepen tot een beter leven.

Indeling van Amos

  1. In het eerste deel (hoofdstuk 1-6) is God de belangrijkste spreker. Dat deel begint met een serie oordelen over de volken in de buurt van Israël. Daarna gaat het vooral over het koninkrijk Israël zelf. Soms hoor je ook even iets over het koninkrijk Juda.
  2. In het tweede deel (hoofdstuk 7-9) komt de persoon van Amos duidelijker naar voren. Hij vertelt over de visioenen die hij gezien heeft. Het boek eindigt met een heilsprofetie over Israël.

Ontstaan en schrijver

Het boek Amos is het derde boek van de verzameling van de Twaalf Profeten. Die verzameling van allemaal kleinere profetenboeken is ergens in de vierde of derde eeuw voor Christus gemaakt. Met behulp van Amos 1:1 kun je uitrekenen dat Amos in het midden van de achtste eeuw (760-750 v. Chr.) als profeet aan het werk was. In hoofdstuk 7:14 lees je dat hij veeboer en vijgenteler was. Hij kwam uit Tekoa, een plaats ongeveer vijftien kilometer ten zuiden van Jeruzalem. Die plaats lag in het koninkrijk Juda, maar de woorden van de profeet zijn vooral gericht tegen het noordelijke koninkrijk Israël. Sommige bijbelwetenschappers nemen aan dat de tekst nog een aantal keer bewerkt is. De laatste bewerkingen zouden gedaan zijn door een Judese schrijver, ergens na de Babylonische ballingschap (na 539 v.Chr.).