De eerste brief aan de Tessalonicenzen
Inhoud van de eerste brief aan Tessalonicenzen
Tessalonica was de hoofdstad van de Romeinse provincie Macedonië, het noorden van Griekenland. De stad bestaat nog steeds. Paulus heeft er een christelijke gemeente gesticht en stuurt nu een brief. Daarin beantwoordt hij een vraag die hem vanuit de gemeente is gesteld. Opvallend is dat deze brief wat soepeler geschreven is dan de andere brieven van Paulus.
Indeling van 1 Tessalonicenzen
- Net als de meeste andere brieven van Paulus begint 1 Tessalonicenzen met een dankwoord. Paulus geeft de gemeenteleden in Tessalonica een compliment voor hun geloof. Ook is hij blij dat de gemeente in heel Griekenland een goede naam heeft.
- In hoofdstuk 2 en 3 haalt Paulus herinneringen op aan de tijd dat hij in Tessalonica was. Hij vertelt dat hij de gemeente niet gesticht heeft om er zelf beter van te worden. Het ging hem echt om de mensen in Tessalonica zelf! Ook schrijft Paulus over de zware tijd die de gemeente doormaakt. Niet-christenen vervolgen de gemeenteleden. Hij wil de gemeente een hart onder de riem steken. Maar hij schrijft ook dat hij van zijn medewerker Timoteüs gehoord heeft dat het ondanks alles goed gaat in de gemeente.
- In hoofdstuk 4 komt de vraag uit de gemeente aan de orde. Paulus had de gemeente ooit verteld dat de gelovigen eeuwig leven zouden krijgen als Jezus terug zou komen. Maar nu waren er gemeenteleden overleden en was er ongerustheid ontstaan. Wat gebeurde er met de gelovigen die gestorven waren? Zouden zij wel een eeuwig leven krijgen? Paulus stelt de gemeente gerust: ook de overledenen zullen eeuwig leven.
- Hoofdstuk 5 borduurt voort op hoofdstuk 4. Paulus waarschuwt dat het einde, de komst van Jezus, onverwacht zal komen. Daarom moeten de gemeenteleden er altijd op voorbereid zijn. Aan het slot van de brief volgt een gebed en de afsluiting.
Ontstaan
1 Tessalonicenzen is geschreven rond het jaar 50. Het is het oudste boek van het Nieuwe Testament. Waarschijnlijk is het geschreven in de Griekse stad Korinte.
Schrijver
De apostel Paulus is de schrijver van dit boek.