Tongentaal | Wat is tongentaal en kan iedereen het spreken?
Het spreken in tongentaal, ook wel ‘klanktaal’, wordt in de Bijbel genoemd als een gave van de Geest (zie ook 1 Korintiërs 12:10). Het vertalen van de tongentaal is een aparte gave. Wat is tongentaal precies en kan iedereen in deze taal spreken?
Tongentaal als gave van de Geest
De gaven van de Geest zijn bekwaamheden die gelovigen krijgen van God met als bedoeling andere gelovigen te ondersteunen en daarmee God te eren. ‘In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente’ (1 Korintiërs 12:7). De meeste van de gaven die in 1 Korintiërs 12 genoemd worden, hebben het kenmerk dat ze ‘bovennatuurlijk’ zijn: het gaat het menselijk verstand te boven en is dus van God afkomstig. Zo is dat ook met tongentaal. Het is geen taal die je kunt leren zoals Nederlands of Engels, maar het is een klanktaal die je spreekt door de Heilige Geest. Toch gaat het niet geheel buiten je eigen controle om, het is niet de Geest die door jou heen spreekt – je spreekt zelf, door de kracht van God die in je is.
Het doel van tongentaal
Het doel van het spreken in tongentaal is om tot God te bidden en Hem te eren – en als het gebeurt tijdens een samenkomst, moet het zijn tot opbouw van de gemeente (1 Korintiërs 14:26). Tongentaal wordt vaak door de meeste aanwezigen niet verstaan, vaak zelfs ook door de tongenspreker zelf niet. Er zijn wel mensen die de gave van vertalen krijgen toebedeeld. Sterker nog: ‘Is er niemand die dit kan, dan moeten ze zwijgen en alleen voor zichzelf tot God spreken’ (1 Korintiërs 14:29). Als iemand de tot dan toe onbegrijpelijke tongentaal kan vertalen, draagt het spreken bij tot opbouw van de gemeenteleden.
Kan iedereen in tongentaal spreken?
Alle in Korintiërs genoemde gaven zijn bedoeld voor alle gelovigen – het is niet een ‘talent’ waarmee je wordt geboren, zoals goed kunnen rekenen of voetballen. ‘Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil’ (1 Korintiërs 12:11). De een krijgt de gave om te genezen, de ander om te profeteren. En weer iemand anders dus om in tongentaal te spreken, of om die te vertalen.
Dus ja, iedereen kan in tongentaal spreken – als de Geest het hem geeft. Zo vormt de hele gemeente, ieder met zijn eigen gave, een lichaam met verschillende functies. Iedereen heeft een eigen plaats gekregen. ‘Als ze met elkaar slechts één lichaamsdeel vormen, zou dat dan een lichaam zijn?’ (1 Korintiërs 12:19). Je hoeft je dus niet 'minder' te voelen dan een ander als je niet in tongentaal kunt spreken of het niet kunt verstaan als anderen dat doen.