Feest van het Ongedesemde Brood
Het Joodse Feest van het Ongedesemde Brood werd in het voorjaar gevierd. Het duurde een week en begon met het Pesachfeest.
Bevrijdingsfeest
Volgens Joods gebruik begint de dag bij zonsondergang. Bij de zonsondergang op de 14e dag van de maand Nissan, wordt het Pascha gevierd volgens het bijbelse voorschrift met een maaltijd, de Pesachmaaltijd. Direct daarna, op de 15e Nissan, begint het Feest van het ongedesemde brood (brood dat geen zuurdesem of gist bevat) - een feest dat zeven dagen duurt, tot de 21e Nissan. Tijdens dit bevrijdingsfeest wordt herdacht dat God het volk Israël uit Egypte bevrijdde, om hen naar het beloofde land te brengen.
Het ongedesemd brood herinnert eraan dat de Israëlieten gehaast wegtrokken uit Egypte. Er was geen tijd om het brood te laten rijzen. Naar dit ongedesemde brood is het feest in het Hebreeuws genoemd: Matsot. Dit woord zien we ook terug in de platte crackertjes ‘matses’. Joden maken ter voorbereiding op dit feest het huis schoon zodat er geen zuurdesem meer in het huis aanwezig is. De diepere achtergrond hiervan is dat zuurdesem in de Bijbel vaak symbool staat voor iets dat slecht is.
Oogstfeest
Op de dag na de sabbat, in de week van het Feest van het ongedesemde brood bracht men een deel van de eerste oogst als een offer naar de tempel. Het feest is daarom aan het begin van de oogsttijd:
- Eerste oogst in het voorjaar: de gerstoogst
- Ongeveer 2 maanden later in de zomer: de tarweoogst
- Daarna de druivenoogst in de herfst.
Het feest van de eerstelingen viel altijd op een zondag: de eerste zondag na Pesach en na het begin van het Feest van het ongedesemde brood. Op die dag gaf men de eerste rijpe garf (schoof) van de gerstoogst aan God. Ook werden enkele bijbehorende offers gebracht: een ram, een graanoffer en een wijnoffer. De Joden deden dit om te herdenken dat zij wel konden ploegen en zaaien, maar dat God de groei van het gewas mogelijk maakte.
Jezus de eersteling
In het Nieuwe Testament wordt Jezus aangeduid als ‘de eersteling’ of ‘de eerste vrucht van de oogst’. Daarmee wordt verwezen naar het ‘Aanbieden van de Eerstelingen’, dat de oogsttijd bij Israël inluidde. ‘Want zoals alle mensen door hun verbondenheid met Adam sterven, zo zullen ook allen door hun verbondenheid met Christus herleven. Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd; Christus als de eerste vrucht van de oogst, en dan bij zijn komst al zijn volgelingen’ (1 Korintiërs 15:22, 23).
Jezus wordt gezien als het Paaslam dat moest sterven zodat de engel van de dood aan ons voorbij kan gaan. Zoals dat ook in Egypte gebeurde, tijdens de laatste nacht. Op Witte Donderdag vieren zij daarom het avondmaal, het Pesachmaal. Op Goede Vrijdag wordt herdacht dat Jezus stierf. Tijdens Pasen wordt herdacht dat hij opstond uit de dood – als de eerste van de vele vruchten die de oogst zal voortbrengen.
Anders gezegd: Op de eerste dag na Pesach vond het Aanbieden van de Eersteling plaats. Jezus stond op uit de dood op de eerste dag nadat hij als paaslam was gestorven, als eerste.
Eeuwig leven
Jezus' dood en opstanding tonen de belofte van het eeuwig leven voor allen die hem volgen. Jezus vergeleek zichzelf daarom met een graankorrel die gezaaid moet worden, om in de aarde te vergaan en vervolgens veel vrucht voort te brengen: Ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij slechts één graankorrel. Maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort (Johannes 12:24).
Jezus ging ons voor als eersteling, zodat wij ook eeuwig met hem mogen leven.