Wat is een rabbi?

In de Bijbel wordt Jezus door zijn leerlingen rabbi genoemd. Wat is en wat doet een rabbi eigenlijk?  

Wat is een rabbi? 

Een rabbi is een Joodse geleerde die alles weet over de Joodse wet. Als Jezus in de Bijbel door mensen wordt aangesproken als ‘rabbi’, betekent dat: meester, leraar of 'mijn heer'. Een rabbi had leerlingen en volgers. Sommige rabbi’s hadden er wel honderden, andere slechts enkelen. De titel is niet alleen voor Jezus, zoals de benaming Christus dat bijvoorbeeld wel is. Ook voor en na de tijd van Jezus zijn er nog vele rabbi’s geweest. Tegenwoordig noemen wij een rabbi 'rabbijn'. De wijze lessen en uitleg van bekende rabbi’s noemen we midrasj, die je in de Talmoed kunt vinden. 

Wat doet een rabbi?  

Een rabbi leerde zijn leerlingen gedurende enkele jaren alles wat hij zelf wist over de wet. Denk dan bijvoorbeeld aan verschillende manieren waarop de wet uitgelegd kon worden (geïnterpreteerd) of nageleefd diende te worden (gepraktiseerd). Jezus was een rondreizende rabbi, die niet op een vaste plek of school lesgaf, maar zijn gehele leven met de leerlingen deelde. De leerlingen reisden met hem mee. Als er dan wat gebeurde, legde de rabbi hen uit waardoor dat kwam, en waarom je het beste kon doen wat hij deed. De leerlingen en rabbi Jezus vormen samen een gemeenschap. Door met elkaar om te gaan, leerden de leerlingen zowel hun hoofd als hun hart te gebruiken. Het gaat bij deze vorm van onderwijs niet alleen om de theorie, maar vooral ook om de praktijk. Jezus moedigde zijn leerlingen steeds aan om de kennis over de wet praktisch toe te passen, en als wijsheid in het hart te laten landen.

Leerlingen en volgers

Een rabbi had een vast groepje leerlingen die hem overal volgden. Er wordt weleens gezegd dat goede leerlingen (ook wel discipelen genoemd) van een rabbi bedekt waren met het stof van de rabbi: ze volgden hem overal waar de rabbi ging, om maar geen wijze les te hoeven missen. Jezus had twaalf discipelen, en daaromheen (plaatselijke) volgers en leerlingen die hem steunden. Deze volgers stelden bijvoorbeeld hun huis open, zorgden voor voedsel, en stelden vragen als iets onduidelijk was. Dat bijvoorbeeld ook Maria een leerling van Jezus was, blijkt bijvoorbeeld uit Johannes 20:16, waar Maria de opgestane Jezus in het Aramees aanspreekt als ‘Rabboeni’ (‘mijn meester’).