Loofhuttenfeest
In de woestijn, tijdens de uittocht uit Egypte, woonden de Israëlieten in hutten en tenten. Om daaraan terug te denken, had God de opdracht gegeven om elkaar jaar het Loofhuttenfeest te vieren. Het was voor de Israëlieten die als pelgrims opgetrokken waren naar Jeruzalem om misschien al het Bazuinenfeest te vieren (op de 1ste van de 7de maand) en in ieder geval voor Jom Kippoer (op de 10de dag) nog eens een hele week feestvieren (van de 15de dag tot de 23ste dag. Het was tevens de afsluiting van de cyclus van de jaarlijkse “feesten van de Heer”.
Oogstfeest
Vijf dagen na Jom Kippoer (Grote Verzoendag) helemaal aan het eind van de (druiven)oogst, werd Soekot gevierd, met volstrekte rust op de eerste en de achtste dag. Er werden hutten gebouwd, waar voor men vruchten plukte van sierlijke bomen, takken van palmen en twijgen van loofbomen en beekwilgen (Leviticus 23:40).
Dit feest werd gevierd in de tijd van Jozua, toen het volk het land Kanaän in bezit nam. Daarna is het in vergetelheid geraakt, totdat het honderden jaren later, in de tijd van de terugkeer uit de ballingschap door Ezra in ere hersteld werd. Hij gaf opdracht, dat ze “takken van de olijfboom, de oleaster, de mirte, de palm en andere loofbomen” zouden plukken en dat ieder op zijn eigen erf of dak een loofhut zou bouwen om daarin te wonen (Nehemia 8:15).
Gebruiken
De loofhut (soeka) moet gemaakt worden van natuurlijk materiaal, zoals taken en gebladerte van bomen en ander plantaardig materiaal. Het dak mag niet van andere materialen, zoals kunststof, zijn. De loofhut wordt versierd met vruchten en groenten.
Het bijbelse gebod luidt, dat men in de loofhut moet wonen gedurende het feest, maar ook het gebruiken van de maaltijd in de hut wordt al gezien als vervulling van het gebod.
Er worden tijdens de viering in de huiselijke kring met een bundeltje takjes van vier verschillende bomen naar alle windrichtingen gezwaaid. Het is een symbolische handeling, waarbij God gevraagd wordt om voor al jet groen te zorgen.
Ook in de synagoge wordt met deze bundeltjes gezwaaid naar de hemel en naar de aarde en in alle windrichtingen, tijdens het lezen van het Hallel, de Psalmen 113 t/m 118.
Daarna worden er een ommegang in de synagoge gemaakt, waarbij ieder een palmtak voor zich houdt en tijdens het zingen van een gebed: “Help toch”. Dat gebeurt elke dag van Soekot, de laatste, de zevende dag, zelfs zeven keer.
De achtste en grote dag van het feest wordt aangeduid als Slotfeest of Sjemini Atseret. Letterlijk betekent dat: de achtste dag van het samenkomen. Op zich is 7 dagen al genoeg, maar voor God is het moeilijk om afscheid te nemen en daarom blijven de Joden nog een dagje. Vanouds wordt deze extra dag gebruikt om te bidden voor extra regen. In Israël wordt op deze dag ook Simchat Thora, de Vreugde van de Wet, gevierd. Buiten Israël is dat een dag later. Simchat Thora is het einde van de Thoralezing, terwijl op dezelfde dag de nieuwe jaarcyclus start met het begin van de Thora, Genesis.
Nieuwe Testament
Ook in het Nieuwe Testament komt het Loofhuttenfeest voor, in Johannes 7.
In de tijd van Jezus vond op alle zeven dagen van het feest een waterplengoffer plaats. Een priester vulde elke dag bij het badwater Siloam een gouden kruik met water, die hij naar de voorhof van de tempel bracht, waar hij met gejuich en trompetgeschal werd ontvangen. Onder het citeren van Jesaja 12:3: “Vol vreugde zullen jullie water putten uit de bron van de redding”, nam een andere priester de kruik over. Als een bede om voorspoed, om water, regenwater van de vroege regens om de grond bouwrijp te maken voor de oogst van volgend jaar, werd Psalm 118 gezongen. En de priester goot de kan met water over het altaar: zo moge de Heer regen geven!
Toen Jezus in Johannes 7 het Loofhuttenfeest meevierde, trok hij op het Slotfeest, de 8ste dag, de aandacht. Terwijl rabbi’s altijd zittend hun gehoor onderwezen, ging Jezus staan en, als was hij een oosterse waterverkoper, luid te roepen, dat je bij hem moest zijn voor water! Inhakend op het plengoffer dat de zeven voorgaande dagen had plaatsgevonden en het gebed om regen, sprak hij over echt levend water voor ieder die in hem geloofde (Johannes 7:37-39). Zijn leerlingen begrepen, dat hij het over de Heilige Geest had, die hij zou geven aan ieder die in hem gelooft.