De verloren zoon | Gelijkenis uit de Bijbel
Wat betekent het verhaal van de verloren zoon?
Het is misschien wel het bekendste verhaal uit het Nieuwe Testament van de Bijbel: dat van de verloren zoon. Rembrandt maakte er een schilderij van dat wereldberoemd werd. Waarom vertelde Jezus het verhaal van de verloren zoon en wat betekent het?
Gelijkenis van de verloren zoon (vanaf Lucas 15:11)
Op een dag klopt een jongen aan bij zijn vader: hij wil alvast zijn deel van de erfenis. Zodra het geld binnen is, gaat hij op reis naar een ver land en smijt hij alles over de balk. Hij leidt een losbandig leven, je kunt je er vast wel iets bij voorstellen. Totdat zijn geld helemaal op is en er hongersnood komt. De jongen krijgt spijt en beseft dat hij het nog slechter heeft dan de werknemers van zijn vader. Hij is het niet meer waard om zijn zoon geheten te worden – hij keert terug en neemt zich voor om dat tegen zijn vader te zeggen. Zodra hij het erf op komt, staat zijn vader echter met open armen op hem te wachten. De jongen krijgt niet eens de tijd om zijn spijtbetuiging af te maken. Zijn vader organiseert een groot feest om zijn terugkomst te vieren. De verloren zoon is gevonden!
Wat betekent het?
Jezus vertelt dit verhaal na twee verhalen over een herder die zijn negenennegentig schapen in de steek laat om er één te redden, en een vrouw die het hele huis op z’n kop zet om één muntje te vinden. Al deze drie de verhalen gaan over iets of iemand die terugkeert nadat het verdwaald of kwijt was. God is de herder van het verdwaalde schaap, de eigenaar van het zoekgeraakte muntje, de vader van de verloren zoon. En Hij wil niets liever dan terugkrijgen wat verloren is. Zo wil Hij ook jou niet kwijtraken. Jij hebt zelf de vrijheid om je eigen keuzes te maken, net als de jongen die op reis gaat. Maar uiteindelijk wil God dat je bij Hem thuiskomt. Dat je beseft dat het leven bij Hem het allerbeste is - dan is er reden voor feest (vers 23-24).
En nu jij
Bij God ben je altijd welkom, ondanks wat je hebt gedaan of misdaan. Wat doet dat met je? Voel je je schuldig, nederig, dankbaar? Lees vers 10 en 20-24 nog eens en probeer je voor te stellen hoe zo’n feestje er in deze tijd had uitgezien. En bedenk dan dat jij dat feest waard bent. Als je erkent dat je God nodig hebt, wordt dat gevierd!