281Van David.U, HEER, roep ik aan, mijn rots, houd u niet doof. Als u blijft zwijgen, word ik een dode met de doden in het graf.
228:2 Ps. 134:2Hoor mijn smeekbede als ik u om hulp roep, als ik mijn handen ophef naar het hart van uw heiligdom.
328:3 Ps. 12:326:955:2262:5Spr. 26:24-25Ruk mij niet weg met de kwaadwilligen, met hen die onrecht doen, die hun vrienden vrede wensen, maar in hun hart zinnen op kwaad.
428:4 Jer. 50:29Geef hun wat ze verdienen, vergeld hun naar hun daden, naar het werk van hun handen, laat hen voor hun misdrijven boeten. 528:5 Jes. 5:12Voor uw daden, HEER, hebben ze geen oog, noch voor het werk van uw handen. Breek hen af, bouw hen niet meer op.
6De HEER zij geprezen, hij heeft mijn smeekbede gehoord. 7De HEER is mijn kracht en mijn schild, op hem vertrouwde mijn hart, ik werd geholpen en mijn hart jubelde, hem wil ik loven in mijn lied.