sluiten

delen op

Jesaja 33 ©

Bevrijding van Jeruzalem

331Wee de verwoester, zelf nooit verwoest, en de verrader, nog nooit verraden. Wanneer er een eind komt aan je verwoesten, dan word je zelf verwoest, en wanneer er een eind komt aan je verraad, (33:1) en wanneer er een eind komt aan je verraad – Volgens een Qumran-handschrift. Betekenis MT onzeker. dan word je zelf verraden. 233:2 Ps. 33:2246:2O HEER, wees ons genadig, op u vestigen wij onze hoop. Wees ons tot steun, iedere dag opnieuw, red ons in tijden van nood. 333:3 Num. 10:35Ps. 46:748:5-868:2Voor uw schrikwekkend tumult slaan de volken op de vlucht, wanneer u zich verheft stuiven ze uiteen. 4De buit wordt bijeengebracht zoals sprinkhanen dat doen, men stort zich erop als een sprinkhanenzwerm. 533:5 Ps. 57:683:1997:9Hoog verheven is de HEER, hij woont hoog hierboven. Hij vult Sion met recht en gerechtigheid. 6Hij is ons houvast, zolang wij leven. Wijsheid en toewijding leiden tot redding, ontzag voor de HEER is Sions rijkdom. 733:7 Jes. 29:1Nu nog schreeuwt Ariël (33:7) Ariël – Volgens sommige Hebreeuwse handschriften en de Vulgata. Betekenis MT onzeker. het uit en wenen vredeboden bittere tranen. 8De wegen liggen verlaten, op de paden bevindt zich niemand meer. Verdragen worden verbroken, getuigen (33:8) getuigen – Volgens een Qumran-handschrift. MT: ‘steden’. niet meer geloofd, geen mens staat nog in achting. 933:9 Jes. 35:2Amos 1:2Het land verdroogt en verdort, de Libanon is onteerd en verwelkt; de Saron is een wildernis geworden, Basan en de Karmel zijn kaalgeslagen. 10Nu zal ik opstaan, zegt de HEER, nu zal ik mij trots verheffen, fier richt ik mij op. 11Jullie zijn zwanger van dor gras en wat jullie baren is kaf; jullie geest is een vuur dat jullie zelf verteren zal. 12De volken zullen branden als in een kalkoven, in vlammen opgaan als weggekapte doornstruiken. 13Jullie die ver weg wonen, hoor wat ik gedaan heb, en jullie dichtbij, erken mijn kracht. 14De zondaars in Sion sidderen, de goddelozen worden door angst bevangen: ‘Wie van ons kan wonen in verterend vuur? Wie kan wonen in vuur dat eeuwig brandt?’ 1533:15-16 Ps. 15:1-5Wie rechtvaardig leeft en de waarheid spreekt, wie woekerwinst door afpersing weigert, wie aangeboden steekpenningen afwijst, wie niet wil toehoren als een moord wordt beraamd, wie niet kan aanzien hoe het kwaad geschiedt – 16hij zal hoog hierboven wonen, veilig in de onneembare rotsburcht; in zijn brood wordt voorzien, aan water is nooit gebrek.

17Met eigen ogen zul je een koning in al zijn schoonheid aanschouwen, weldra zul je een land zien dat zich uitstrekt tot in de verte. 1833:18 1 Kor. 1:20Met pijn in het hart zul je aan de verschrikkingen terugdenken: Waar zijn nu de mannen die schreven en wogen, waar is de man die de torens telde? 1933:19 Jes. 28:11Je ziet dat onbeschaamde volk niet meer terug, dat volk met zijn onverstaanbare taal, zijn vreemde, onbegrijpelijke tongval. 2033:20 Jes. 54:2Aanschouw dan Sion, de stad waar wij onze feesten weer vieren. Met eigen ogen zul je Jeruzalem zien, een oord waar je ongestoord kunt wonen, een tent die nooit wordt afgebroken, waarvan geen tentpin ooit wordt uitgerukt en geen touw wordt losgemaakt. 21Daar toont de HEER ons zijn macht. Daar stromen rivieren en is het water uitgestrekt, maar geen galeien varen daarop, geen machtige schepen trekken langs. 22Want de HEER is onze rechter, de HEER is onze wetgever, de HEER is onze koning, hij zal ons redden. 23De touwen hangen slap en ontspannen, de tentpaal hoeft niet meer recht overeind, het vaandel niet gehesen. Dan wordt de rijke buit verdeeld, zelfs de verlamden plunderen mee. 24Geen inwoner zegt nog: ‘Ik ben ziek,’ de hele bevolking is van schuld bevrijd.