212:1 2 Kor. 12:21Ik had mezelf dus voorgenomen u niet opnieuw zo’n verdrietig bezoek te brengen.2Want als ik u verdriet doe, wie moet mij dan blij maken? Toch alleen u – en u zou nu juist verdriet door mij hebben.3Dat is ook precies wat ik u geschreven heb: ik wilde niet dat ik bij mijn bezoek verdriet van u zou hebben, terwijl u mij juist blij had moeten maken. En ik had er alle vertrouwen in dat u allen in mijn vreugde zou delen.4Toen ik u schreef was ik terneergeslagen en bedrukt en stonden de tranen in mijn ogen. Ik wilde u geen pijn doen, maar u laten weten hoezeer ik u liefheb.
5Als er iemand is die mij verdriet heeft gedaan, dan heeft hij niet alleen mij verdriet gedaan maar tot op zekere hoogte – laat ik niet overdrijven – u allen.6De straf die hem door de meerderheid van u is opgelegd, is zwaar genoeg geweest;72:7 Kol. 3:13u kunt hem nu maar beter vergeven en bemoedigen, anders verliest hij nog alle hoop.8Daarom roep ik u op hem weer in liefde te aanvaarden.9Ik heb u ook geschreven omdat ik te weten wilde komen of u mij werkelijk in alles gehoorzaamt.10Als u hem vergeeft, doe ik het ook. En als ik hem iets te vergeven heb, doe ik het omwille van u, ten overstaan van Christus.112:11 Ef. 4:27We moeten er namelijk voor oppassen dat Satan ons niet gebruikt; zijn plannen kennen we maar al te goed.
122:12-13 2 Kor. 7:5-7Toen ik in Troas kwam om het evangelie van Christus te verkondigen, gaf de Heer mij daartoe goede mogelijkheden.132:13 Hand. 20:1-2Maar ik vond geen rust, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof. Daarom nam ik weer afscheid en vertrok naar Macedonië.
14God zij gedankt dat hij ons, die één zijn met Christus, in zijn triomftocht meevoert en dat hij overal door ons de kennis over hem verspreidt als een aangename geur.15Wij zijn de wierook die Christus brandt voor God, zowel onder hen die worden gered als onder hen die verloren gaan.16Voor de laatsten is het een onaangename geur die tot de dood leidt, voor de eersten een heerlijke geur die leven schenkt. Wie is geschikt voor deze taak?17Wij zijn niet als zoveel anderen, die aan het woord van God willen verdienen; wij spreken erover in alle oprechtheid, in opdracht van God, ten overstaan van hem en in eenheid met Christus.