Chanoeka

Dit feest, dat niet in de Bijbel, maar in de deuterocanonieke boeken voorkomt, gedenkt een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Israël: de reiniging en inwijding van de tempel en het herstel van de eredienst in het jaar 164 voor Christus.

Feest van de Inwijding

In het jaar 164 voor Christus behaalden Joodse opstandelingen onder leiding van de Makkabeeën de overwinning over Antiochus IV Epifanes. Hij was een koning uit het huis der Seluiciden, die regeerden over wat wij nu Irak, Syrië, Libanon en Israël noemen. Hij haalde zich de woede van de Joden op de hals, door in de tempel van Jeruzalem een altaar van Baäl Hasjamaïm (Zeus) op te richten en daar een varken te offeren.

Na die overwinning wilden de Joden de tempel opnieuw aan God wijden. Eén van de voorschriften was, dat er dag en nacht een kandelaar moest branden in het heiligdom. Daarvoor mocht alleen speciaal bereide en gewijde olie gebruikt worden.

Men vond echter maar een heel klein beetje van deze olie, genoeg om de kandelaar één dag te laten branden. De bereiding van nieuwe olie nam echter enige tijd in beslag. En gedurende deze tijd beleefden ze het wonder, dat de olie niet opraakte. Elke dag was er genoeg.

Achtarmige kandelaar

De priesters hadden acht dagen nodig om de heilige olie te bereiden. Daarom is het kenmerk van dit feest, de chanoukia, een achtarmige kandelaar, met daarbij nog, een beetje terzijde, een negende kaarsje als “dienaar”. Iedere dag wordt eerst de “dienaar” aangestoken, waarmee vervolgens een ander kaarsje wordt aangestoken. Elke dag van het feest komt daar een kaarsje bij.

De belangrijkste gebruiken zijn:

  • het aansteken van kaarsjes in de chanoekia met gesproken zegeningen en zang,
  • het eten van soefganiot en latkes, (in olie gebakken bollen en aardappelkoekjes). De olie verwijst naar de olie die niet opraakte.
  • het uitdelen van Chanoeka-geld (chocoladegeld voor de kinderen) of gewoon cadeautjes
  • het spelen met de dreidel of sevivon (een vierkantig tolletje met Hebreeuwse letters).

Het feest begint na zonsondergang op de 24e dag van de Joodse maand Kislev, ergens in december op onze kalender. Het is daarom ook te beschouwen als pendant van de lichtfeesten die wij kennen: Kerstfeest en het midwinterfeest dat in sommige streken gevierd wordt, of Santa Lucia in de Scandinavische landen.