34134:1 Deut. 32:1Kom naderbij, volken, en hoor toe, naties, luister aandachtig. Hoor, aarde en wie haar bewonen, wereld en al wat daarop groeit. 2De HEER koestert woede tegen alle volken, zijn toorn ontbrandt tegen heel hun legermacht. Hun wacht de vernietiging, hij heeft hen voor de slacht bestemd. 3Gesneuvelden blijven onbegraven liggen, de stank van hun lijken stijgt op; de bergen druipen van hun bloed. 434:4 Op. 6:13-14De sterren aan de hemel vergaan, als een boekrol wordt de hemel opgerold. Alle sterren vallen neer, zoals bladeren vallen van een wijnstok of verschrompelde vruchten van een vijgenboom. 534:5-17 Jes. 63:1-6Jer. 49:7-22Ezech. 35:1-15Ob. 8-1034:5 Ezech. 25:12-14Amos 1:11-12Want mijn zwaard verschijnt (34:5) verschijnt – Volgens een Qumran-handschrift. MT: ‘doordrenkt’. aan de hemel. Het valt neer op Edom, als een oordeel over het volk dat mijn banvloek treft. 6Het zwaard van de HEER is rood van het bloed en druipt van het vet: het bloed van rammen en bokken en het vet van de nieren van rammen. Want de HEER richt een offer aan in Bosra, een grote slachting in Edom. 7Ook wilde stieren vallen dood neer, tegelijk met ossen en kalveren. Het land is doordrenkt van bloed, de grond verzadigd van vet. 8Want de HEER houdt een dag van wraak, een jaar van vergelding: hij verdedigt Sion. 9De wateren van Edom worden pek, zijn grond verandert in zwavel, het land wordt één grote pekoven. 10Het blijft er branden, dag en nacht, voor eeuwig stijgt de rook er op. Het land ligt verloren, tot in het verste nageslacht, nooit zal iemand het nog betreden. 1134:11 2 Kon. 21:13Klaagl. 2:8Dwergooruil en stekelvarken nemen het in bezit, raaf en ransuil zullen er huizen. Hij heeft er het meetlint van de chaos gespannen, hij weegt het met de weegstenen van de woestenij. 12Er zijn geen edelen meer over om het koningschap te bekleden, alle vorsten zijn verdwenen. 13Dorens overwoekeren de burchten, onkruid en distels de vestingen. Het land wordt het domein (34:13) domein – Volgens een Qumran-handschrift en de oudste vertalingen. MT: ‘gras’. van jakhalzen, de woonplaats van struisvogels. 14Het is de ontmoetingsplaats van woestijndieren en hyena’s, bokken meten daar hun krachten. Lilit zoekt er rust en leeft er ongestoord. 15Daar nestelt de pijlslang, ze legt er eieren en gaat er broeden, ze broedt ze in haar eigen schaduw uit. Daar verzamelen zich buizerds, ze komen er in paren bijeen.
16Zoek het na in het boek van de HEER: niet één van die dieren ontbreekt, ze staan er in paren bijeen; want het is uit zijn mond opgetekend, zijn geest heeft ze bijeengebracht. 17Hij heeft voor hen het lot geworpen, hun het land toebedeeld met het meetlint. Voor altijd krijgen ze het in bezit, ze wonen daar voorgoed.