121Efraïm heeft mij omsingeld met leugens, het volk van Israël heeft mij ingesloten met bedrog. Maar Juda heeft nog een band met God en blijft de Heilige nog trouw.212:2 Jes. 30:1-231:1Hos. 5:13Efraïm bouwt op lucht; het zoekt zelfs de verzengende oostenwind op. Elke dag weer stapelt het leugen op leugen en pleegt het nieuwe gewelddaden. Met Assyrië sluiten ze een verbond, Egypte bieden ze olijfolie aan.312:3 Hos. 4:1De HEER voert een geding tegen Juda; hij zal Jakob om zijn wangedrag bestraffen, zijn misdaden zal hij hem vergelden.412:4 Gen. 25:26Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God.512:5 Gen. 28:10-2232:25-29Hij worstelde met een engel en overwon; onder tranen smeekte hij hem om een gunst. In Betel vond God hem, daar sprak hij al tot ons.6Hij is de HEER, de God van de hemelse machten; HEER is zijn naam!7Keer voorgoed terug naar die God. Laat je leiden door liefde en recht. Blijf voortdurend hopen op je God.
812:8 Deut. 25:13Dat handelsvolk heeft altijd een valse weegschaal bij de hand, het is verzot op afzetterij.9Hoor Efraïm zeggen: ‘Maar ik ben toch rijk geworden? Heb ik mij geen aanzien verworven? Wijst mijn winst soms op iets kwalijks dat de naam van zonde verdient?’1012:10 Lev. 23:42-43Hos. 13:4Maar ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en ik laat je opnieuw in tenten wonen, als in de tijd van onze ontmoeting.1112:11 Hos. 6:5Ik heb tot de profeten gesproken en talrijke visioenen geschonken; door mijn profeten heb ik je een spiegel voorgehouden.1212:12 Hos. 4:156:89:15Was Gilead al misdadig, Efraïm is nog dieper gevallen: al die stierenoffers in Gilgal! En al die altaren, als steenhopen aan de rand van een geploegde akker!
1312:13 Gen. 29:1-30Jakob vluchtte naar Aram; Israël werd knecht om een vrouw te krijgen, om een vrouw hoedde hij de schapen.1412:14 Ex. 3:10Deut. 18:15,18Door een profeet leidde de HEER Israël uit Egypte weg, door een profeet werd Israël gehoed.
15Hoe diep heeft dit volk zijn Heer gekrenkt! Maar het bloed aan Efraïms handen zal de HEER hem aanrekenen, en de smaad die Efraïm hem aandeed zal hij vergelden.