11Profetie; visioen van de profeet Habakuk.
21:2 Job 19:7Ps. 18:42Hoe lang nog, HEER, moet ik om hulp roepen en luistert u niet, moet ik ‘Geweld!’ schreeuwen en brengt u geen redding? 31:3 Jer. 9:2-5Waarom toont u mij dit onheil en ziet u zelf de ellende aan? Ik zie slechts verwoesting en geweld, opkomende twist en groeiende tweedracht. 41:4 Jes. 59:14Micha 7:2-3De wet wordt ondermijnd, het recht krijgt niet langer zijn loop, de wettelozen verdringen de rechtvaardigen, het recht wordt verdraaid.
51:5 Hand. 13:41Kijk naar de volken, let goed op, jullie zullen verbaasd zijn en verbijsterd! Er gebeurt iets, nog tijdens jullie leven, iets zo uitzonderlijks dat je het niet zult geloven als het je wordt verteld. 61:6 2 Kon. 24:2Ik laat de Chaldeeën komen, dat grimmige, onstuimige volk, dat de hele aarde doorkruist om andermans woonplaatsen te bezetten. 7Geducht en gevreesd is het, het stelt zijn eigen wet, vertrouwt op eigen macht. 81:8 Sef. 3:3Sneller dan panters zijn hun paarden, feller dan wolven in de avond. Hun ruiters komen aangestormd, van verre vliegen ze aan, als arenden duiken ze op hun prooi. 9Dat hele volk komt aangestormd, met geweld rukt het op; onstuitbaar als de oostenwind maakt het gevangenen, als zandkorrels zo veel. 10Met koningen drijft het de spot, met aanvoerders speelt het een spel, om vestingen lacht het: het werpt wat aarde op en neemt ze in. 111:11 Jes. 10:13Dan trekt de wind verder en waait voorbij. Boeten zal hij die van zijn kracht zijn god maakt.
12Bent u, HEER, niet altijd mijn God, mijn Heilige geweest? Wij zullen toch niet sterven? Om het vonnis te voltrekken, HEER, hebt u de Chaldeeër opgeroepen, u hebt hem ertoe bestemd, o Rots, om ons te straffen. 131:13 Ps. 5:5-635:22-23Uw ogen zijn te zuiver om het kwaad te kunnen aanzien, de ellende te kunnen verdragen. Waarom dan verdraagt u deze trouwelozen, zwijgt u, nu de wetteloze verslindt wie rechtvaardiger is dan hij? 141:14-15 Jer. 16:16Als vissen in de zee maakt u de mensen, als kruipende dieren zonder leider. 151:15 Ezech. 12:1317:2029:4-632:3De Chaldeeër slaat ze allemaal aan de haak, sleept ze mee in zijn net, verzamelt ze in zijn fuik. Daarom is hij blij en vrolijk, 16brengt hij offers aan zijn net, brandt hij wierook voor zijn fuik, alles voor een vette buit, een overvloedig maal. 17Mag hij maar doorgaan zijn netten te legen, meedogenloos volken blijven vermoorden?