sluiten

delen op

Genesis 36 ©

Nakomelingen van Esau

361Dit zijn de nakomelingen van Esau, ook Edom genoemd.

236:2-3 Gen. 26:3428:9Esau trouwde met vrouwen uit Kanaän: met Ada, de dochter van de Hethiet Elon, met Oholibama, die een dochter was van Ana en een kleindochter van de Chiwwiet Sibon,3en met Basemat, de dochter van Ismaël en de zuster van Nebajot.4Ada baarde hem Elifaz, Basemat baarde Reüel,5en Oholibama baarde Jeüs, Jalam en Korach. Dit waren de zonen van Esau, die hij in Kanaän kreeg.

6Met zijn vrouwen, zijn zonen en dochters en al zijn slaven en slavinnen, met zijn hele veestapel en alle bezittingen die hij in Kanaän verworven had, trok Esau naar een ander land, weg van zijn broer Jakob.736:7 Gen. 13:5-9Beiden bezaten namelijk zo veel vee dat het land waar zij toen woonden niet groot genoeg was om bij elkaar te blijven.836:8 Gen. 27:39Deut. 2:4-5Esau, ook Edom genoemd, vestigde zich in het Seïrgebergte.

936:9 Gen. 36:15-19Dit zijn de nakomelingen die Esau, de stamvader van de Edomieten, in het Seïrgebergte kreeg.1036:10 1 Kron. 1:35Hier volgen de namen van Esaus zonen: Elifaz, de zoon van zijn vrouw Ada, en Reüel, de zoon van zijn vrouw Basemat.11Zonen van Elifaz: Teman, Omar, Sefo, Gatam en Kenaz.12Timna, een bijvrouw van Esaus zoon Elifaz, baarde hem Amalek. Dit waren de nakomelingen van Esaus vrouw Ada.13Zonen van Reüel: Nachat, Zerach, Samma en Mizza. Dit waren de nakomelingen van Esaus vrouw Basemat.14Zonen die Esaus vrouw Oholibama, die een dochter was van Ana, de dochter van Sibon, hem baarde: Jeüs, Jalam en Korach.

1536:15 Gen. 36:9-14Hier volgen de stamvorsten die van Esau afstamden. Zonen van Elifaz, Esaus eerstgeborene: de stamvorsten Teman, Omar, Sefo, Kenaz,16Korach, Gatam en Amalek. Dit waren de stamvorsten in Edom die van Elifaz afstamden, nakomelingen van Ada.17Zonen van Esaus zoon Reüel: de stamvorsten Nachat, Zerach, Samma en Mizza. Dit waren de stamvorsten in Edom die van Reüel afstamden, nakomelingen van Esaus vrouw Basemat.18Zonen van Esaus vrouw Oholibama: de stamvorsten Jeüs, Jalam en Korach. Dit waren de stamvorsten die afstamden van Esaus vrouw Oholibama, de dochter van Ana.19Dit waren de zonen van Esau, ofwel Edom, en dit waren de stamvorsten die van hen afstamden.

20Dit zijn de zonen van Seïr, de Chorieten, die de bewoners van dat land waren: Lotan, Sobal, Sibon, Ana,21Dison, Eser en Disan; dit zijn de stamvorsten van de Chorieten, de zonen van Seïr, in Edom.22Zonen van Lotan: Chori en Hemam; de zuster van Lotan was Timna.23Zonen van Sobal: Alwan, Manachat, Ebal, Sefo en Onam.24Zonen van Sibon: Ajja en Ana (de Ana die de warmwaterbronnen in de woestijn heeft ontdekt toen hij de ezels van zijn vader Sibon hoedde).25Nakomelingen van Ana: Dison en een dochter, Oholibama.26Zonen van Dison: (36:26) Dison – Voorgestelde lezing. MT: ‘Disan’. Chemdan, Esban, Jitran en Keran.27Zonen van Eser: Bilhan, Zaäwan en Akan.28Zonen van Disan: Us en Aran.

29Hier volgen de stamvorsten van de Chorieten: Lotan, Sobal, Sibon, Ana,30Dison, Eser en Disan. Dit waren de stamvorsten van de Chorieten in Seïr.

3136:31 1 Kron. 1:43-50Dit zijn de koningen die in Edom geregeerd hebben nog voordat er een koning over de Israëlieten regeerde.32Over Edom regeerde eerst Bela, de zoon van Beor; de stad waar hij zetelde heette Dinhaba.33Na de dood van Bela werd Jobab uit Bosra koning, de zoon van Zerach.34Na de dood van Jobab werd Chusam uit het land van de Temanieten koning.35Na de dood van Chusam werd Hadad, de zoon van Bedad, koning. Hij versloeg de Midjanieten in Moab; de stad waar hij zetelde heette Awit.36Na de dood van Hadad werd Samla uit Masreka koning.37Na de dood van Samla werd Saül uit Rechobot aan de rivier koning.38Na de dood van Saül werd Baäl-Chanan, de zoon van Achbor, koning.39Na de dood van Baäl-Chanan, de zoon van Achbor, werd Hadar koning; de stad waar hij zetelde heette Paü, en zijn vrouw was Mehetabel, die een dochter was van Matred, de dochter van Me-Zahab.

4036:40 1 Kron. 1:51-54Dit zijn de namen van de stamvorsten die van Esau afstamden, ieder aan het hoofd van zijn eigen familie en met zijn eigen gebied: Timna, Alwa, Jetet,41Oholibama, Ela, Pinon,42Kenaz, Teman, Mibsar,43Magdiël en Iram. Dit waren de stamvorsten van Edom, ieder met zijn eigen woongebied in het land dat zij in bezit hadden genomen. Esau was de stamvader van Edom.