51Mijn zoon, luister naar mijn wijsheid, schenk mijn inzicht een aandachtig oor, 2-3opdat bezonnenheid je blijft behoeden, kennis over je waakt bij wat je zegt tegen een lichtzinnige vrouw. Van haar lippen komen gladde praatjes, haar mond spreekt honingzoete woorden, 45:4 Pred. 7:26maar uiteindelijk zijn ze als gif zo bitter, zo scherp als een tweesnijdend zwaard. 55:5 Spr. 7:27Haar pad voert naar het graf, haar voeten dalen af in het dodenrijk. 6Ze wil dat je de weg die naar het leven leidt niet inslaat, haar valse sporen volg je zonder dat je het beseft. 7Daarom, mijn zonen, luister naar mij, wijk nooit af van wat ik zeg. 8Blijf bij zo’n vrouw vandaan, houd afstand van haar woning. 9Want je zult bij anderen je eer verkwanselen, je verspeelt je leven aan die wrede vrouw. 105:10 Spr. 29:3Van wat jij zo moeizaam hebt verworven, genieten vreemde mannen in de woning van die afgedwaalde. 11En uiteindelijk, wanneer er niets meer van je over is, schreeuw je het uit: 12‘Waarom heb ik wat mij is geleerd verworpen? Elke waarschuwing heb ik veracht. 13Waarom heb ik niet geluisterd naar mijn leraren? Ik sloot mijn oren voor hun raad. 14Nu ben ik bijna te gronde gegaan, voor ieders blik, voor het oog van alle mensen.’ 15Drink water uit je eigen bekken, ga naar de stromen van je eigen bron. 16Je wilt toch niet dat ze de vrije loop krijgen en de pleinen overstromen? 17Ze zijn van jou, van jou alleen, laat niemand anders ervan drinken. 185:18 Pred. 9:9Moge je bron gezegend zijn, moge de geliefde van je jeugd je vreugde geven. 19Ze is zo lieflijk als een hinde, bekoorlijk als een ree. Ze laat je altijd van haar borsten drinken, je kunt eindeloos verzinken in haar liefde. 20Waarom, mijn zoon, zou je dan dwalen bij een lichtzinnige vrouw, je vlijen aan de borsten van zo’n afgedwaalde? 21De HEER ziet alle wegen die een mens bewandelt, al zijn stappen slaat hij gade. 22Wie kwaad doet, zet voor zichzelf een val, hij raakt verstrikt in de koorden van zijn zonde. 23Omdat hij weigerde te luisteren naar een wijze les, verdwaalt hij in zijn eigen dwaasheid en wacht hem de dood.