Het beloofde land

De uitdrukking ‘het beloofde land’ wordt gebruikt om het gebied aan te duiden dat door God aan Abraham en zijn nageslacht werd beloofd. Wat staat er over in de Bijbel?

Gods belofte aan Abram

In de Bijbel doet God meerdere beloftes. In het Oude Testament staan vooral beloftes over het land en het talrijke nageslacht dat God aan Abraham belooft (Deuteronomium 1:11Jozua 21:45Jozua 23:14). Ook belooft God dat Hij in het midden van zijn volk zal wonen. De eerste keer dat God land aan Abram belooft, is in Genesis 12:7: ‘Abram trok het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: “Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.”’ Zie ook Genesis 13:14-15 en Genesis 28:4.

God belooft het land niet alleen aan Abram, maar ook aan zijn zoon Isaak (Genesis 35:12) en zijn kleinzoon Jakob (Genesis 28:13).

Gods belofte aan Mozes

Het land werd uiteindelijk door Jozua en zijn mannen ingenomen, nadat het volk van Abraham jarenlang in Egypte als slaven hadden gewerkt. Zij waren 400 eerder in Egypte gaan wonen omdat er hongersnood plaatsvond in Kanaän. Jozef, de zoon van Jakob, was de Egyptische onderkoning geworden en maakte het mogelijk dat de hele familie in Egypte kon wonen (Genesis 47). Maar na al die jaren was het volk tot slaaf gemaakt en werd het onderdrukt. Daarop werd Mozes door God geroepen om het volk naar het beloofde land te leiden. God belooft Mozes: ‘Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaac en de God van Jakob. (…) Daarom ben ik afgedaald om mijn volk uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing...’ (Exodus 3:6,8) Op dat moment wonen er zes andere volken. 

Na een veertig jaar durende tocht door de woestijn, komt het volk bij het beloofde land aan. Tijdens de tocht door de woestijn geeft God allerlei instructies en omgangsregels, onder andere over het omgaan met het land.  

Het land is van God

Het land is door God beloofd aan Abram en zijn nageslacht. Het is steeds duidelijk dat God het land aan zijn volk geeft. Ook al neemt het volk het land met geweld in, het land is van God. In Leviticus 25:23 staat bijvoorbeeld: ‘Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn.’

Niet alleen het volk is Gods eigendom omdat Hij hen heeft vrijgekocht uit Egypte ook het land en alles dat Hij hen geeft is van hem. In Deuteronomium 6:10-25 bijvoorbeeld wordt het volk gewaarschuwd om God niet te vergeten, want Hij heeft hen bevrijd en het land aan hen gegeven.

Gods belofte aan Jozua

Na alle instructies van God over het land, neemt het volk met behulp van God het land in bezit. God belooft aan Jozua, de opvolger van Mozes (Jozua 1:2-4): ‘Ga naar het land dat ik het volk Israël zal geven. Elk stuk grond dat jullie betreden geef ik jullie, zoals ik Mozes heb beloofd.’ 

De omvang van het beloofde land 

Het gebied dat God belooft aan Jozua is groot: ‘Jullie gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de grote rivier, de Eufraat, met het land van de Hethieten, tot aan de Grote Zee in het westen’ Jozua 1:2-4. God heeft het voor altijd gegeven aan zijn volk als een erfenis (2 Kronieken 20:7, 11), als een teken van het verbond dat God met het volk sloot (Psalmen 105:10).  

Het beloofde land in de toekomst

In de Bijbel staan vele beloften dat het volk Israel weer in het beloofde land zal wonen (zie bijvoorbeeld Ezechiël 37:25-28). Veel christenen zien ‘het beloofde land’ als een aanduiding voor de hemel, een plek waar sjalom (vrede, rust) is en God zelf in het midden van de mensen woont. 

Meer lezen