Beëlzebub | demonen en gevallen engelen

Wat zegt de Bijbel over demonen en gevallen engelen en wie is Beëlzebub?

Beëlzebub

De naam Beëlzebub komt van de woorden Baäl (heer) en zebub (van de vliegen). Omdat vliegen voornamelijk mest eten, wordt gedacht dat Beëlzebub een spotnaam is.

De god Baäl en zijn standbeeld werden als afgod vereerd. Israëlitische profeten zoals Elia en Hosea waarschuwen hiertegen (Hosea 2:102 Kronieken 17:3). Plaatselijk werden namen aan Baäl toegevoegd, zoals Baäl-Berit (heer van het verbond, Rechters 8:33Rechters 9:4), Baäl-Safon (heer van het noorden, Exodus 14:2) en in de plaats Ekron vereerde men Baäl-Zebub. Waarschijnlijk heette Baäl-Zebub eerst Baäl-Zebul (heer van het huis), zo wordt er ook naar deze afgod verwezen in het Nieuwe Testament (Matteüs 10:25Matteüs 12:24).

De naam Beëlzebub wordt weleens gebruikt als naam voor de duivel, die wordt gezien als de leider van demonen. Zo verwijten de schriftgeleerden Jezus dat hij een demon uitdrijft met behulp van Beëlzebub (Matteüs 12:24).

Demonen   

Engelen zijn hemelse dienaren van God. Zij brengen berichten aan mensen (bijvoorbeeld in Lucas 2:9), beschermen en helpen (zie bijvoorbeeld 1 Koningen 19:5) en hebben een taak in de hemelse dienst voor God (zoals beschreven in Hebreeën 1:13-14). Ook zijn zij aanwezig bij de dag van het oordeel, als lijfwachten van Jezus (Matteüs 13:41). Naast deze goede engelen, zijn er ook engelen van onheil. Deze engelen worden demonen genoemd. Zij brengen verdeeldheid, dood en verderf (Handelingen 12:23). De duivel, ook satan genoemd, wordt door veel mensen ook gezien als een gevallen engel, en zo zijn er meer engelen die gevallen zijn (Judas 6).

Van demonen wordt gezegd dat zij een mens kunnen binden of bezetten, zie bijvoorbeeld Matteüs 12:43-45.

Meer weten?