sluiten

delen op

Lucas 18 ©

181Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven:218:2-5 Luc. 11:5-8‘Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen.3Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.”4Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen,5toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’6Toen zei de Heer: ‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht.7Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten?8Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?’

De erfgenamen van het koninkrijk van God

9Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde hij de volgende gelijkenis.10‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar.11De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar.1218:12 Luc. 5:3311:42Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.”13De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.”1418:14 Mat. 23:12Luc. 14:111 Petr. 5:6Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.’

1518:15-17 Mat. 18:319:13-15Marc. 10:13-16De mensen probeerden ook kleine kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken. Toen de leerlingen dat zagen, berispten ze hen.16Maar Jezus riep de kinderen bij zich en zei: ‘Laat ze bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.17Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan!’

1818:18-30 Mat. 19:16-30Marc. 10:17-3118:18 Luc. 10:25Een hooggeplaatst persoon vroeg hem: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’19Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, alleen God.2018:20 Ex. 20:12-16Deut. 5:16-20U kent de geboden: pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, leg geen vals getuigenis af, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’21De man zei: ‘Aan dat alles heb ik me sinds mijn jeugd gehouden.’2218:22 Luc. 12:33Hand. 2:454:34-35Toen Jezus dat hoorde, zei hij: ‘Nog één ding ontbreekt u. Verkoop alles wat u hebt en verdeel de opbrengst onder de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij!’23Toen de man dat hoorde, werd hij diepbedroefd. Hij was namelijk zeer rijk.

24Toen Jezus zag dat de man zo bedroefd werd, zei hij: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.25Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’26Daarop zeiden zijn toehoorders: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’27Jezus zei: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’28Toen zei Petrus: ‘Maar wij hebben alles wat we bezaten achtergelaten om u te volgen.’2918:29 Luc. 14:26Jezus zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die huis of vrouw, broers of zusters, ouders of kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God,30zal reeds in deze tijd het veelvoudige ontvangen en in de tijd die komt het eeuwige leven.’

Optreden in Jericho

3118:31-34 Mat. 20:17-19Marc. 10:32-3418:31 Luc. 9:5113:2219:28Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal men de Mensenzoon laten ondergaan.3218:32-33 Luc. 9:22,4417:2524:7,26,46Want hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen en worden bespot en mishandeld en bespuwd.33En nadat hij is gegeseld, zal hij worden gedood, maar op de derde dag zal hij opstaan.’34De leerlingen begrepen er niets van. De betekenis van Jezus’ woorden bleef voor hen verborgen, en ze konden maar niet bevatten wat hij had gezegd.

3518:35-43 Mat. 20:29-34Marc. 10:46-52Toen hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen.36Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was.37Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus uit Nazaret komt voorbij.’38Daarop riep de blinde: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’39Degenen die voorop liepen, snauwden hem toe dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’40Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij hem moest brengen. Toen deze voor hem stond, vroeg hij hem:41‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik weer kan zien.’4218:42 Luc. 7:508:4817:19Jezus zei: ‘Zie weer! Uw geloof heeft u gered.’43Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God.