sluiten

delen op

Deuteronomium 33 ©

33133:1-29 Gen. 49:1-27Dit is de zegen die Mozes, de godsman, uitsprak over de stammen van Israël, voor hij stierf.233:2 Recht. 5:4Hab. 3:3Hij zei:

‘De HEER verscheen vanaf de Sinai, zijn licht bescheen hen vanuit Seïr, met luister kwam hij van de bergen van Paran. Talloze engelen vergezelden hem, (33:2) Talloze engelen vergezelden hem – Voorgestelde lezing. MT: ‘En hij kwam van tienduizenden van heiligheid’. bliksem flitste uit zijn rechterhand. 333:3 Deut. 4:37Hij kreeg Israëls stammen lief, hij hield al de zijnen in zijn hand. Ze waren gezeten aan zijn voeten en ontvingen zijn onderwijzing. 4Mozes gaf ons zijn onderricht als een kostbaar bezit voor Jakobs volk. 5Zo werd de HEER koning van Jesurun, terwijl de oudsten van het volk bijeen waren en de stammen van Israël zich verzameld hadden.

6Ruben, hij moge leven, en niet sterven, hoe gering zijn aantal ook is.’ 7Dit zei hij over Juda:‘O HEER, hoor Juda’s hulpgeroep, laat zijn strijders behouden huiswaarts keren, want ze voeren een eenzame strijd. Sta hun terzijde tegen hun vijanden.’ 833:8 Ex. 17:728:30Num. 20:1-13Over Levi zei hij:HEER, u vertrouwt uw orakelstenen toe aan Levi, uw vertrouweling. U stelde hem op de proef bij Massa, daagde hem uit bij het water van Meriba. 933:9 Ex. 32:25-29Hij had geen mededogen met zijn vader en moeder, zijn eigen broers ontzag hij niet, zijn kinderen waren als vreemden voor hem. Want de Levieten hielden zich aan wat u gebood, het verbond dat u sloot bleven ze trouw. 10Laat hen uw regels onderwijzen aan Jakob, uw voorschriften doorgeven aan Israël. Laat hun geurige gave u behagen, laat hen brandoffers brengen op uw altaar . 11HEER, zegen hen met voorspoed en zie welwillend op hun verrichtingen neer. Maar breek hun tegenstanders de heup, verlam hun vijanden voor altijd.’ 12Over Benjamin zei hij:‘De HEER laat zijn lieveling bij zich schuilen. Zijn kind omarmt hem van vroeg tot laat, het nestelt zich veilig op zijn rug.’ 13Over Jozef zei hij:‘Moge de HEER zijn land rijk zegenen met de gaven van hemelwater, met dauw, en met de oervloed die onderaards woont; 14met al wat de zon laat groeien, met de zegening van de jaargetijden; 15met de weelde van oeroude bergen, met de gaven van eeuwige heuvels; 1633:16 Ex. 3:1-6met al wat de aarde te bieden heeft. Moge de gunst van hem die in de doornstruik was rusten op Jozef, de uitverkorene onder zijn broers. 17Machtig als een eerstgeboren stier (33:17) als een eerstgeboren stier – Volgens een Qumran-handschrift en de oudste vertalingen. MT: ‘zijn eerstgeboren stier’. is hij; hij heeft twee horens als een oeros, waarmee hij vijandige volken wegstoot tot voorbij de einden der aarde: het zijn Efraïms tienduizenden en de duizenden van Manasse.’ 18Over Zebulon zei hij:‘Een voorspoedige vaart, Zebulon! En moge Issachar geluk vinden in zijn tenten! 19Zij nodigen de anderen naar de berg waar ze waardige offers brengen. Zij halen overvloed van overzee, graven rijkdom op van onder het zand.’ 20Over Gad zei hij:‘Geloofd is hij die ruimte gaf aan Gad. Gad waakt over zijn deel als een leeuwin, die alles verslindt wat in haar klauwen valt. 21Het beste land koos hij voor zichzelf: dat land was een aanvoerder waardig, daar verzamelden zich de oudsten van het volk. (33:21) dat land was een aanvoerder waardig,/ daar verzamelden zich de oudsten van het volk – Voorgestelde lezing. MT: ‘want daar was het stuk land van de wetgever verborgen en de hoofden van het volk kwamen’. Hij volbracht de wil van de HEER, hij volvoerde zijn bevrijding van Israël.’ 22Over Dan zei hij:‘Dan is als een jonge leeuw die uit Basans bossen tevoorschijn springt.’ 23Over Naftali zei hij:‘Naftali is door de HEER ruim bedeeld, rijk gezegend door zijn gunst. Laat hij het westen en zuiden veroveren.’ 24En over Aser zei hij:‘Gezegend is Aser, nog meer dan zijn broeders, moge hij bij hen allen geliefd zijn. Hij zal waden door de olijfolie, 25en al zijn steden zijn versterkt met grendels van ijzer en brons. Niets zal hem deren zolang hij leeft.’

2633:26 Ex. 15:11Ps. 68:5‘Wie, Jesurun, wie evenaart uw God? Als een vorst rijdt hij langs de hemel en over de wolken, om u te hulp te komen. 27Van oudsher is God een schuilplaats, zijn armen dragen u voor eeuwig. Hij dreef uw vijand op de vlucht en droeg u op: “Vernietig hem!” 28Israël mocht in vrede leven, Jakob woonde ongestoord in een land van koren en most, waarop dauw van de hemel neerdaalt. 2933:29 Ps. 33:12115:9-11144:15Wie is zo gelukkig als u, Israël? Geen ander volk liet de HEER de overwinning. Hij is het schild dat u beschermt, het zwaard dat u triomfen brengt. De vijand moet uw macht erkennen, hij zal het stof van uw voeten likken.’