Ballingschap

Wat is ballingschap?

Ballingschap betekent dat je gedwongen in een ander land woont, omdat je in je eigen land niet mag wonen.  

Het volk Israël had van God een land gekregen om te wonen: Kanaän, wat ook het 'Beloofde Land' wordt genoemd. God belooft zegen aan het volk Israël als ze hem dienen. Maar als het volk hem niet dient, zal hij hen weg laten voeren in ballingschap. Mozes, Jozua en andere leiders en profeten waarschuwen daar steeds voor:

"Houd je aan de regels van de Heer en leef zoals hij het wil. Dan zal de Heer jullie op de volgende manieren belonen: Hij zal ervoor zorgen dat jullie je vijanden verslaan. Als een grote groep soldaten jullie aanvalt, zullen ze naar alle kanten wegvluchten." - Deuteronomium 28:7

Toch worden Jeruzalem en de tempel van Salomo in 586 voor Christus verwoest door de Babylonische koning Nebukadnessar. Ook worden alle mensen weggevoerd in ballingschap. Hoe kan dat? Wat is er mis gegaan?

Hoe komt het volk in ballingschap terecht? 

Onder de koningen Saul, David en Salomo gaat het nog redelijk goed. Maar na het koningschap van Salomo, in de tiende eeuw voor Christus, valt het rijk Israël uit elkaar. Er zijn nu twee rijken: Israël, het noordelijke rijk, en Juda, het zuidelijke rijk.

1. Israël

Het noordelijke rijk, Israël, wordt in 722 voor Christus veroverd door het Assyrische Rijk. Al eerder waren er groepen van de bevolking weggevoerd door deze Assyriërs, een volk dat bekendstond om zijn wreedheid. De tien stammen zullen nooit meer als geheel terugkeren naar hun land.

2. Juda

Het zuidelijke rijk Juda, dat uit de andere twee stammen bestaat, valt 136 jaar later in handen van de Babyloniërs. Nadat er al twee grote deportaties van bevolkingsgroepen hebben plaatsgevonden worden Jeruzalem en de tempel in 586 voor Christus verwoest. Opnieuw wordt een grote groep Joden weggevoerd in ballingschap.

Diaspora: hoe de ballingschap eindigt

Aan het einde van de zevende eeuw voor Christus groeit de macht van de Babyloniërs. Zij verslaan de Assyriërs. De Babyloniërs, op hun beurt, worden onderworpen door de Perzische koning Cyrus. Onder de regering van de Perzen krijgen de Joden veel meer vrijheid. Alle ballingen mogen van koning Cyrus terug naar hun land en hij geeft opdracht de tempel van Salomo te herbouwen.

Niet iedereen gaat terug

Bijna vijftigduizend mensen gaan terug. Daarmee wordt de belofte van God vervuld. Hij had gezegd dat het volk terug mocht keren naar hun land, als de mensen spijt zouden hebben en hem weer wilden dienen. De Joden die niet terug willen, mogen zich van koning Cyrus vestigen waar ze maar willen in het Perzische Rijk en krijgen burgerrechten. Veel Joden doen dat en zo ontstaan er Joodse gemeenschappen in het hele Perzische Rijk. De diaspora, de 'verstrooiing' van het Joodse volk buiten Palestina, is begonnen.

Nog steeds niet vrij

Maar vrij is het Joodse volk nog steeds niet. Het Perzische Rijk houdt ruim tweehonderd jaar stand. In 331 voor Christus vernietigt Alexander de Grote met een bliksemoorlog het Perzische leger en is het Griekse Rijk een feit. Maar niet voor lang. Want na de dood van Alexander, acht jaar later, wordt het Griekse Rijk in vieren verdeeld onder zijn belangrijkste generaals. Er komt nog veel strijd en vervolging voor het Joodse volk in de eeuwen daarna.